Deuteronomium 9:25

25 En ik wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp, dewijl de HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou.

Deuteronomium 9:25 Meaning and Commentary

Deuteronomy 9:25

Thus I fell down before the Lord forty days and forty nights,
as I fell down at the first
Which Jarchi says are the selfsame said above, ( Deuteronomy 9:18 ) , but doubled or repeated, because of the order of his prayer. The words "at the first" are not in the text; and, as before observed, we do not read that Moses fell down at the first forty days he was in the mount, unless it can be thought he did, ( Exodus 32:11 ) , wherefore this falling down seems to be as he fell down at the second forty days; and so this was a third forty days, according to the Jewish writers, and of which opinion were Dr. Lightfoot and others; (See Gill on Exodus 34:28),

because the Lord had said he would destroy you;
threatened them with destruction, and seemed as if it was his intention to destroy them; nay, even after Moses's first prayer, though he bid him go and lead the people on, yet he declared that he would visit their sin upon them, ( Exodus 32:34 ) .

Deuteronomium 9:25 In-Context

23 Voorts als de HEERE ulieden zond uit dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet Hem niet, en waart Zijn stem niet gehoorzaam.

24 Wederspannig zijt gij geweest tegen den HEERE, van de dag af, dat ik u gekend heb.

25 En ik wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp, dewijl de HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou.

26 En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt; dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd.

27 Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de hardigheid dezes volks, noch op zijn goddeloosheid, noch op zijn zonde;