Esther 8:11

11 Dat de koning den Joden toeliet, die in elke stad waren, zich te vergaderen, en voor hun leven te staan, om te verdelgen, om te doden en om om te brengen alle macht des volks en des landschaps, die hen benauwen zou, de kleine kinderen en de vrouwen, en hun buit te roven;

Esther 8:11 Meaning and Commentary

Esther 8:11

Wherein the king granted the Jews which were in every city to
gather themselves together
In some part of the city they should choose, and remain in a body, being sufficiently armed:

and to stand for their life;
to defend themselves, and fight for their life, should any attack them, or attempt to take it away; in such case they might act offensively,

so as to destroy, to slay, and to cause to perish, all the power of the
people and province that would assault them;
every army of them, or as many as should join in a body to attack them, any mighty or powerful mob; and not men only,

but both little ones and women, and to take the spoil of them for a
prey;
the same words are used, and the same power is given them as were to their enemies, ( Esther 3:13 ) , not that they made use of it to the utmost extremity, it is certain they did not in one point, in taking the spoil, ( Esther 9:10 Esther 9:15 Esther 9:16 ) , and, since they spared that, it is highly probable they spared women and children.

Esther 8:11 In-Context

9 Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland strekken, honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak.
10 En men schreef in den naam van den koning Ahasveros, en men verzegelde het met des konings ring; en men zond de brieven door de hand der lopers te paard, rijdende op snelle kemelen, op muildieren, van merrien geteeld;
11 Dat de koning den Joden toeliet, die in elke stad waren, zich te vergaderen, en voor hun leven te staan, om te verdelgen, om te doden en om om te brengen alle macht des volks en des landschaps, die hen benauwen zou, de kleine kinderen en de vrouwen, en hun buit te roven;
12 Op een dag in al de landschappen van den koning Ahasveros, op den dertienden der twaalfde maand; deze is de maand Adar.
13 De inhoud van dit schrift was: dat een wet zou gegeven worden in alle landschappen, openbaar aan alle volken; en dat de Joden gereed zouden zijn tegen dien dag, om zich te wreken aan hun vijanden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.