Exodus 13:19

19 En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen Israels bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier!

Exodus 13:19 Meaning and Commentary

Exodus 13:19

And Moses took the bones of Joseph with him
And his remains might well be called bones, since at such a distance from his death the flesh must be gone, and nothing but bones left; of the place where Joseph's coffin was laid, (See Gill on Genesis 50:26). The Jews pretend, that Moses was informed where Joseph was buried by Sarah, the daughter of Asher, who they say was living at this time F17; and many other fables they relate concerning the manner of finding him, which are not worthy of any notice. Jarchi thinks, that the bones of all the tribes, or of the sons of Jacob, were carried with them, but that does not appear from the text; though it seems, according to Stephen's account, that they were carried over to Canaan; but then, whether immediately after their death, or at this time, and also by whom, is not certain, see ( Acts 7:15 Acts 7:16 ) : for he had straitly sworn the children of Israel;
his brethren; or "in swearing had caused them to swear" F18, had given them a very strict oath, and which they had related to their children, and so from one generation to another, and thus it became known, and Moses looked upon himself and the people of Israel as bound to observe it: saying, God will surely visit you;
in a way of mercy and goodness, and bring you out of Egypt, and put you it possession of the land of Canaan: and ye shall carry up my bones away hence with you;
(See Gill on Genesis 50:25).


FOOTNOTES:

F17 T. Bab. Sotah, fol. 13. 1.
F18 (eybvh ebvh) "adjurando adjuraverat", Pagninus, Montanus, Drusius.

Exodus 13:19 In-Context

17 En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte.
18 Maar God leidde het volk om, langs den weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland.
19 En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen Israels bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier!
20 Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn.
21 En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.