Exodus 18:1

1 Toen Jethro, priester van Midian, schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israel uit Egypte uitgevoerd had;

Exodus 18:1 Meaning and Commentary

Exodus 18:1

When Jethro the priest of Midian, Moses's father-in-law
The Targums of Onkelos and Jonathan call him the prince of Midian, and so the word ^F5 is rendered in some versions; whose daughter Moses had married, and so was his father-in-law, of which see more in ( Exodus 2:16-21 ) .

heard of all that God had done for Moses, and for Israel his people;
the miracles he had wrought for them in Egypt, the dividing of the Red sea to make a way for them, the destruction of the Egyptians, providing them with bread and water in such a miraculous manner in the wilderness, and giving them victory over Amalek, and appearing always at the head of them in a pillar of cloud and fire:

[and] that the Lord had brought Israel out of Egypt:
which was the greatest blessing of all, and for the sake of which so many wonderful things had been done to Pharaoh and the Egyptians. And now Midian being near to Egypt, it is not to be wondered at that Jethro should hear of these things, the fame of which went through all the countries round about, see ( Exodus 15:14 Exodus 15:15 ) , though it is not improbable that Moses might send messengers to Midian to acquaint his father-in-law, his wife, and sons, of what the Lord had done for him, and by him.

---

FOOTNOTES:

F5 (zhk) "praeses", Junius & Tremellius, Piscator.

Exodus 18:1 In-Context

1 Toen Jethro, priester van Midian, schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israel uit Egypte uitgevoerd had;

2 Zo nam Jethro, Mozes' schoonvader, Zippora, Mozes' huisvrouw (nadat hij haar wedergezonden had),

3 Met haar twee zonen, welker enes naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land);

4 En de naam des anderen was Eliezer, want, zeide hij, de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest, en heeft mij verlost van Farao's zwaard.

5 Toen nu Jethro, Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn huisvrouw, tot Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had,