Exodus 23:31

31 En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.

Exodus 23:31 Meaning and Commentary

Exodus 23:31

And I will set thy bounds
The bounds of the land of Canaan, which in process of time it should reach unto, though not at once, not until the times of David and Solomon, ( 2 Samuel 8:1-18 ) ( 1 Kings 4:24 ) which bounds were as follow:

from the Red sea even unto the sea of the Philistines:
the Red sea was the boundary eastward, as the sea of the Philistines, or the Mediterranean sea, was the boundary westward:

and from the desert unto the river;
the desert of Shur or Arabia, towards Egypt, was the boundary southward, as the river Euphrates was the boundary northward, and is the river here meant, as the Targum of Jonathan expresses it; and so Jarchi interprets it, and generally others:

for I will deliver the inhabitants of the land into your hand;
the greater part upon their entrance into it, and settlement in it, and the rest afterwards:

and thou shalt drive them out before thee;
not all at once, but by degrees, as before observed.

Exodus 23:31 In-Context

29 Ik zal hen in een jaar van uw aangezicht niet uitstoten, opdat het land niet woest worde, en het wild gedierte boven u niet vermenigvuldigd worde.

30 Ik zal hen allengskens van uw aangezicht uitstoten, totdat gij gewassen zijt en het land erft.

31 En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.

32 Gij zult met hen, noch met hun goden, een verbond maken.

33 Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij hun goden dient, het zal u voorzeker tot een valstrik zijn.