Ezechiël 12:24

24 Want geen ijdel gezicht zal er meer wezen, noch vleiende waarzegging, in het midden van het huis Israels.

Ezechiël 12:24 Meaning and Commentary

Ezekiel 12:24

For there shall be no more any vain vision
Or prophecy; such as the false prophets had given out, that the people should be in peace and safety, and not be delivered into the hands of the king of Babylon; which they gave heed to, and so encouraged the lying prophets to go on prophesying smooth things; when the prophecies of the true prophets were accomplished, then the false ones were rejected, and their prophecies no more regarded; nor could there be any more a place for them, or a reception of them: nor flattering divination within the house of Israel;
the Septuagint, Vulgate Latin, Syriac, and Arabic versions, read, "in the midst of the children of Israel"; and so the Targum; but Kimchi says, that copies that so read are wrong; and which is confirmed by the Masora, which observes, that the reading is so in all places but in this. The Syriac version renders it "doubtful prediction"; and the Vulgate Latin version, "ambiguous divination"; like the prophecies and answers of the Heathen oracles, which were delivered in terms of doubtful signification, and might be taken in more senses than one. The Septuagint version is, "he that divines for grace"; in order to ingratiate himself into the people, to gain their good will, or their money, or both; and therefore divines smooth things, and flatters them with that which is most agreeable to their inclination; but when they shall see the city taken, and themselves carried captive, they will no more regard such soothing diviners, who pretended from the stars to tell what shall come to pass, as the Arabic version suggests.

Ezechiël 12:24 In-Context

22 Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land Israels, zeggende: de dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan?
23 Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal dit spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord gebruiken zullen in Israel. Maar spreek tot hen: De dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht.
24 Want geen ijdel gezicht zal er meer wezen, noch vleiende waarzegging, in het midden van het huis Israels.
25 Want Ik ben de HEERE, Ik zal spreken; het woord, de tijd zal niet meer uitgesteld worden; want in uw dagen, o wederspannig huis, zal Ik een woord spreken, en hetzelve doen, spreekt de Heere HEERE.
26 Verder geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.