Ezechiël 17:16

16 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo hij niet in de plaats des konings, die hem koning gemaakt heeft, wiens eed hij veracht, en wiens verbond hij gebroken heeft, bij hem in het midden van Babel zal sterven!

Ezechiël 17:16 Meaning and Commentary

Ezekiel 17:16

[As] I live, saith the Lord God
This is the form of an oath, as Kimchi and Ben Melech observe; the Lord swears, in his wrath, by himself, by his life; this shows how much he resented, what Zedekiah had done, and how sure and certain his ruin was: surely in the place [where] the king [dwelleth] that made him king;
in Babylon, where Nebuchadnezzar dwelt, that made Zedekiah king of Judah; which is mentioned, to point out the ingratitude of that prince to the king of Babylon: whose oath he despised, whose covenant he broke;
the oath of fealty and, allegiance, which Zedekiah took to Nebuchadnezzar; and the covenant entered into between them, by which the former held the kingdom of Judea of the latter: the oath he made light of, though solemn, one made by the God of Israel; and the covenant he broke, though ratified by an oath; in which things were given to him he could not claim, at least possess, but by the courtesy of the conqueror; these sins were displeasing to God: oaths and covenants, though made with conquerors, and with Heathen princes, are to be kept: [even] with him;
that is, with Nebuchadnezzar: in the midst of Babylon he shall die;
when first taken he was had to Riblah, and there his eyes were put out; and after that he was carried to Babylon, and put in prison, and there died, ( Jeremiah 52:9-11 ) .

Ezechiël 17:16 In-Context

14 Opdat het koninkrijk nederig zou zijn, zich niet verheffende, en dat het, zijn verbond houdende, bestaan mocht.

15 Maar hij rebelleerde tegen hem, zendende zijn boden in Egypte, opdat men hem paarden en veel volks bestellen zou; zal hij gedijen? Zal hij ontkomen, die zulke dingen doet? Ja, zal hij het verbond breken en ontkomen?

16 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo hij niet in de plaats des konings, die hem koning gemaakt heeft, wiens eed hij veracht, en wiens verbond hij gebroken heeft, bij hem in het midden van Babel zal sterven!

17 Ook zal Farao, door een groot heir en door menigte van krijgs vergadering, met hem in oorlog niets uitrichten als men een wal zal opwerpen, en als men sterkten bouwen zal, om vele zielen uit te roeien.

18 Want hij heeft den eed veracht, brekende het verbond, daar hij, ziet, zijn hand gegeven had; dewijl hij al deze dingen gedaan heeft, zal hij niet ontkomen.