Ezechiël 25:2

2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer tegen dezelve;

Ezechiël 25:2 Meaning and Commentary

Ezekiel 25:2

Son of man, set thy face against the Ammonites
Who were of the posterity of Lot, implacable enemies of the Jews; who hated their religion, and envied their wealth and happiness; against these the prophet is bid to "set his face"; to look that way where they lived, and to put on a frowning countenance, and a menacing aspect: "strengthen thy face", as the Septuagint and Arabic versions render it; look boldly at them: and prophesy against them;
deliver out the following prophecy concerning them.

Ezechiël 25:2 In-Context

1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer tegen dezelve;
3 En zeg tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij gezegd hebt: Heah! over Mijn heiligdom, als het ontheiligd werd, en over het land Israels, als het verwoest werd, en over het huis van Juda, als zij in gevangenis gingen;
4 Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk drinken.
5 En Ik zal Rabba tot een kemelstal maken, en de kinderen Ammons tot een schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.