Ezechiël 28:22

22 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het midden van u verheerlijkt worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik gerichten in haar zal hebben geoefend, en in haar geheiligd zal zijn.

Ezechiël 28:22 Meaning and Commentary

Ver. 22 And say, thus saith the Lord God
The eternal Jehovah, the only true God, the Maker of heaven and earth; this is said by way of preface to the prophecy, and to assure of the fulfilment of it, as well as in opposition to the gods of the Zidonians: behold, I am against thee, O Zidon;
angry with thee, and will come out against thee in my wrath, because of thine idolatries and impieties. The Targum is,

``behold, I send my fury upon thee, O Zidon:''

I will be glorified in the midst of thee;
not by the conversion of them; nor by acts of religious worship truly performed by them: by prayer, confession of sin, or thanksgiving; but by his judgments executed in the midst of them; by pouring out the vials of his wrath on them, as it follows: and they shall know that I am the Lord, when I shall have executed
judgments in her;
for the Lord is known, by the judgments he executes, to be that pure, holy, just, and sin avenging God he is, as well as omniscient and omnipotent; and this even Heathens and antichristian persons are obliged to acknowledge, ( Psalms 9:15 Psalms 9:16 ) : and shall be sanctified in her;
that is, shall appear, be declared and owned, to be a God, just and holy, in all his ways and works.

Ezechiël 28:22 In-Context

20 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

21 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Sidon, en profeteer tegen haar,

22 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het midden van u verheerlijkt worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik gerichten in haar zal hebben geoefend, en in haar geheiligd zal zijn.

23 Want Ik zal de pestilentie in haar zenden, en bloed op haar straten, en de verslagenen zullen vallen in het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

24 En het huis Israels zal geen smartenden doorn noch wee doende distel meer hebben, van allen, die rondom hen zijn, die henlieden beroven; en zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben.