Ezechiël 37:26

26 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid.

Ezechiël 37:26 Meaning and Commentary

Ezekiel 37:26

Moreover I will make a covenant of peace with them
So the covenant of grace is called, ( Isaiah 54:10 ) , one principal article of which is peace and reconciliation made between God and his people by the blood of Christ, agreed on in that covenant, from whence it has its name: now here it signifies that this covenant should be made known to the converted Jews, and their interest in it; in virtue of which they shall see that peace is made for them by the blood of Christ; and shall have a true conscience peace in themselves, through that blood of the covenant being sprinkled on them; and be at peace with converted Gentiles, and even with their worst enemies, enjoying all kind of prosperity, temporal and spiritual: it shall be an everlasting covenant with them;
it shall not wax old, and vanish away, as the former covenant did; under which they were before the coming of Christ, which was exhibited in types and shadows, legal sacrifices and carnal ordinances; and besides, God will always have a covenant people among them from this time to the end of the world; so that a "loammi" shall no more be written upon them: and I will place them, and multiply them;
that is, place them in their own land, and increase their number there: or, "I will give them" ^F12; a place in their land, and every blessing temporal and spiritual: so the Targum,

``I will bless them, and multiply them:''

and will set my sanctuary in the midst of them for evermore;
not any material temple, but his word and ordinances; in which he will grant his spiritual presence with them, and which shall continue to the end of the world.

---

FOOTNOTES:

F12 (Myttn) "dabo eos", Montanus, Piscator; "dabo ipsos", Cocceius, Starckius.

Ezechiël 37:26 In-Context

24 En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen een Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die doen.

25 En zij zullen wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, waarin uw vaders gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder Vorst zijn tot in eeuwigheid.

26 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid.

27 En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

28 En de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die Israel heilige, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid.