Ezechiël 8:5

5 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu uw ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en ziet, tegen het noorden aan de poort van het altaar was dit beeld der ijvering, in den ingang.

Ezechiël 8:5 Meaning and Commentary

Ezekiel 8:5

Then said he unto me, son of man
That is, the glorious Person described above in this vision, the glorious God of Israel, seen by the prophet in the temple, he spoke unto him, calling him son of man; a name by which he often goes in this prophecy: lift up thine eyes now toward the north;
of the mountain of the house without the court, as Jarchi interprets it: so I lifted up mine eyes the way toward the north:
being obedient to the heavenly vision: and behold northward at the gate of the altar;
at the northern gate of the inner court, where was the altar of burnt offering, brought by Ahaz; to the north of the altar he built in imitation of that at Damascus, ( 2 Kings 16:10-14 ) ; and here stood this image of jealousy in the entry;
or the image of this jealousy; the image before mentioned, which provoked the Lord to jealousy; this stood at the entry of the northern gate, which led into the inner court, and to the altar.

Ezechiël 8:5 In-Context

3 En Hij stak de gelijkenis ener hand uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds; en de Geest voerde mij op tussen de aarde en tussen den hemel, en bracht mij in de gezichten Gods te Jeruzalem, tot de deur der poort van het binnenste voorhof, dewelke ziet naar het noorden, alwaar de zitplaats was van een beeld der ijvering, dat tot ijver verwekt.

4 En ziet, de heerlijkheid des Gods van Israel was aldaar, naar de gedaante, die ik in de vallei gezien had.

5 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu uw ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en ziet, tegen het noorden aan de poort van het altaar was dit beeld der ijvering, in den ingang.

6 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen zien.

7 Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand.