Ezechiël 9:9

9 Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, en de stad is vol van afwijking; want zij zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE ziet niet.

Ezechiël 9:9 Meaning and Commentary

Ezekiel 9:9

Then he said unto me
In order to satisfy the prophet, and make him easy, and show the equity and justice of the divine proceedings: the iniquity of the house of Israel and Judah [is] exceeding great;
it cannot be well conceived or expressed how great it is; it abounded and superabounded: this is the answer in general, but in particular it follows: and the land is full of blood;
of murders, as the Targum interprets it; of shedding of innocent blood; and even of all atrocious and capital crimes: and the city full of perverseness;
or of perversion of judgment, as the Targum; the city of Jerusalem, where was the highest court of judicature, where the sanhedrim of seventy one sat to do justice and judgment, have nothing but perversion and injustice: for they say, the Lord hath forsaken the earth, and the Lord seeth not;
does not concern himself with human affairs, and takes no notice of what is done below; and, having imbibed such atheistical principles, were hardened in sin, and gave themselves over to all iniquity; having no restraints upon them from the consideration of the providence of God, and his government of the world: or else the sense is, that the Lord had withheld his mercy and favours from them; and therefore they showed no regard to him, and looked upon all their evils and calamities as fortuitous events, and not as ordered by him as punishments for their sins.

Ezechiël 9:9 In-Context

7 En Hij zeide tot hen: Verontreinigt het huis, en vervult de voorhoven met verslagenen; gaat henen uit. En zij gingen henen uit, en zij sloegen in de stad.

8 Het geschiedde nu, als zij hen geslagen hadden, en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, en riep, en zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israel verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem?

9 Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van het huis van Israel en van Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, en de stad is vol van afwijking; want zij zeggen: De HEERE heeft het land verlaten, en de HEERE ziet niet.

10 Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven.

11 En ziet, de man, die met linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker was, bracht bescheid weder, zeggende: Ik heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt.