Genesis 2:6

6 Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den ganse aardbodem.

Genesis 2:6 Meaning and Commentary

Genesis 2:6

But there went up a mist from the earth
After the waters had been drained off from it, and it was warmed by the body of light and heat created on the first day, which caused a vapour, which went up as a mist, and descended:

and watered the whole face of the ground;
or earth, and so supplied the place of rain, until that was given: though rather the words may be rendered disjunctively, "or there went up" F7; that is, before a mist went up, when as yet there was none; not so much as a mist to water the earth, and plants and herbs were made to grow; and so Saadiah reads them negatively, "nor did a mist go up"; there were no vapours exhaled to form clouds, and produce rain, and yet the whole earth on the third day was covered with plants and herbs; and this is approved of by Kimchi and Ben Melech.


FOOTNOTES:

F7 (hley daw) "aut vapor ascendens", Junius & Tremellius.

Genesis 2:6 In-Context

4 Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte.
5 En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen.
6 Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den ganse aardbodem.
7 En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.
8 Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, die Hij geformeerd had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.