Genesis 21:17

17 En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is.

Genesis 21:17 Meaning and Commentary

Genesis 21:17

And God heard the voice of the lad
By which it appears that he cried also; but whether it was in prayer to God, or through the distress and misery he was in, is not certain; and, be it which it will, his cries came up into the ears of the Lord, and he had compassion on him, and supplied his wants, and delivered him out of his miserable condition:

and the angel of God called to Hagar out of heaven;
not a created angel, but the eternal one, the Son of God, the Angel of the covenant, who appeared in the visible heavens, and called to Hagar from thence with an articulate voice, and so loud that she could hear him:

and said unto her, what aileth thee, Hagar?
or, what has befallen thee? what is the matter with thee? why criest, why weepest thou? this he said, not as being ignorant of her case, but in order to relieve and comfort her:

fear not;
distrust not the power and providence of God in taking care of thee and thy son; do not be afraid of the death of the child:

for God hath heard the voice of the lad where he [is];
though in a wilderness, and under one of the shrubs in it: God is everywhere, and he can hear the cries of men be they where they will, or in ever so desolate a condition: by this Hagar would know that her son was alive, that he had been crying, and God had heard his cry; he that regards the prayer of the destitute, ( Psalms 102:17 ) , heard the cry of Ishmael under a shrub.

Genesis 21:17 In-Context

15 Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind onder een van de struiken.

16 En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten; want zij zeide: Dat ik het kind niet zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en weende.

17 En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is.

18 Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen.

19 En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag; en zij ging, en vulde de fles met water, en gaf den jongen te drinken.