Genesis 30:31

31 En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw kudden weiden, en bewaren.

Genesis 30:31 Meaning and Commentary

Genesis 30:31

And he said, what shall I give thee?
&c.] So said Laban to Jacob, still avoiding making any offer himself, but waiting for Jacob, and pressing upon him to fix his wages: and Jacob said, thou shalt not give me anything;
a speech Laban liked very well: his meaning is, that he should give him no certain settled salary, nor even of anything that Laban was now possessed of, and God had blessed him with for his sake he did not desire any part of it; but if thou wilt do this thing for me;
which he was about to mention, and does in ( Genesis 30:32 ) ; I will again feed [and] keep thy flock;
there is an elegance in the original; "I will return, I will feed, I will keep thy flock": it seems by this that Jacob had relinquished the care of the flock, upon the time of his servitude being out; but, upon the following condition, proposes to return to it, lead it out to the pastures, and feed it on them, and keep it night and day, as he had used to do.

Genesis 30:31 In-Context

29 Toen zeide hij tot hem: Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe uw vee bij mij geweest is.

30 Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?

31 En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw kudden weiden, en bewaren.

32 Ik zal heden door uw ganse kudde gaan, daarvan afzonderende al het gespikkelde en geplekte vee, en al het bruine vee onder de lammeren, en het geplekte en gespikkelde onder de geiten; en zulks zal mijn loon zijn.

33 Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen.