Genesis 31:40

40 Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.

Genesis 31:40 Meaning and Commentary

Genesis 31:40

[Thus] I was
In such a situation, as well as in the following uncomfortable plight and condition: in the day the drought consumed me, and the frost by night:
the violent heat in the daytime scorched him, and the severe frosts in the night pinched him: that is, in the different seasons of the year, the heat of the day in the summertime, and the cold of the night in the wintertime; for it cannot well be thought that there should be excessive heat in the day and sharp frosts in the night, in the same season of the year: it looks as if Laban did not allow Jacob the proper conveniencies of clothes, and of tents to secure him from the inclemency of the weather, which other shepherds usually had: and my sleep departed from mine eyes;
through diligent care and watchfulness of the flocks in the night season, which on some occasions were necessary; see ( Luke 2:8 ) .

Genesis 31:40 In-Context

38 Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw geiten hebben niet misdragen, en de rammen uwer kudde heb ik niet gegeten.

39 Het verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het geboet; gij hebt het van mijn hand geeist, het ware des daags gestolen, of des nachts gestolen.

40 Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.

41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb u veertien jaren gediend om uw beide dochteren, en zes jaren om uw kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd.

42 Ten ware de God van mijn vader, de God van Abraham, en de Vreze van Izak, bij mij geweest was, zekerlijk, gij zoudt mij nu ledig weggezonden hebben! God heeft mijn ellende, en den arbeid mijner handen aangezien, en heeft u gisteren nacht bestraft.