Genesis 35:11

11 Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.

Genesis 35:11 Meaning and Commentary

Genesis 35:11

And God said unto him, I [am] God Almighty
And so able to protect and defend him, and to fulfil all promises made to him, and to supply him with everything he wanted; being, as some choose to render the word, "God all sufficient", having a sufficiency of all good things in him to communicate to his people: be fruitful and multiply;
which carries in it a promise or prophecy that he should increase and multiply, though not he himself personally, he having but one son born after this, yet in his posterity: a nation, and a company of nations, shall be of thee;
the nation of Israel, called so after his name, and the twelve tribes, which were as so many nations, of which the above nation consisted: and kings shall come out of thy loins;
as Saul, David, Solomon, and, many others, who were kings of Israel and of Judah, and especially the King Messiah; yea, all his posterity were kings and priests, or a kingdom of priests, ( Exodus 19:6 ) .

Genesis 35:11 In-Context

9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem.

10 En God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar Israel zal uw naam zijn; en Hij noemde zijn naam Israel.

11 Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.

12 En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.

13 Toen voer God van hem op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had.