Haggaï 2:16

16 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

Haggaï 2:16 Meaning and Commentary

Haggai 2:16

Since those [days] were
From the time the foundation of the temple was laid, unto the time they began to work again, which was a space of about fifteen or sixteen years: when [one] came to an heap of twenty [measures], there were [but]
ten;
when the husbandman having gathered in his corn, and who was generally a good judge of what it would yield, came to a heap of it on his corn floor, either of sheaves not threshed, or grain not winnowed, and expected it would have produced at least twenty measures, seahs, or bushels; afterward it was threshed and winnowed, to his great disappointment he had but ten out of it; there were so much straw and chaff, and so little grain; or when he came to a heap of grain, wheat, or barley, in his granary, where he thought he should have twenty bushels of it; but when he had measured it, proved but ten; being either stolen by thieves, or eaten by vermin; rather the latter: when [one] came to the wine vat for to draw out fifty [vessels] out
of the press, there were [but] twenty;
by the quantity of grapes which he put into the press to tread and squeeze, he expected to have had fifty measures, or baths, or hogsheads of wine; but, instead of that, had but twenty; the bunches were so thin, or the berries so bad: there was a greater decrease and deficiency in the wine than in the grain.

Haggaï 2:16 In-Context

14 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
15 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
16 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
17 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
18 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.