Handelingen 12:19

19 En als Herodes hem gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judea naar Cesarea, en hield zich aldaar.

Handelingen 12:19 Meaning and Commentary

Acts 12:19

And when Herod had sought for him and found him not
Neither in the prison, nor in any part of the city:

he examined the keepers;
of the prison, and those that were upon the watch, whether they had not been accessary to his escape:

and commanded that they should be put to death:
or brought forth, not before a judge to be tried and judged, because they had been examined by Herod already; but either that they should be carried and laid in bonds, or be led forth to suffer punishment; and so our version directs, and which is confirmed by the Syriac; and the Greeks say ^F14, that (apagwgh) is a kind of punishment:

and he went down from Judea to Caesarea;
not Peter, but Herod:

and there abode;
of this journey of Agrippa's to Caesarea, Josephus makes mention ^F15; this place was distant from Jerusalem six hundred furlongs, or seventy five miles ^F16.

---

FOOTNOTES:

F14 Harpocratian. Lex. p. 32.
F15 Antiqu. l. 19. c. 2. sect. 2.
F16 De Bello Jud. l. 1. c. 3. sect. 5.

Handelingen 12:19 In-Context

17 En als hij hen met de hand gewenkt had, dat zij zwijgen zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid had, en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen. En hij uitgegaan zijnde, reisde naar een andere plaats.

18 En als het dag was geworden, was er geen kleine beroerte onder de krijgsknechten, wat toch aan Petrus mocht geschied zijn.

19 En als Herodes hem gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judea naar Cesarea, en hield zich aldaar.

20 En Herodes had in den zin tegen de Tyriers en Sidoniers te krijgen; maar zij kwamen eendrachtelijk tot hem, en Blastus, die des konings kamerling was, overreed hebbende, begeerden vrede, omdat hun land gespijzigd werd van des konings land.

21 En op een gezetten dag, Herodes, een koninklijk kleed aangedaan hebbende, en op den rechterstoel gezeten zijnde, deed een rede tot hen.