Handelingen 22:18

18 En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u, en ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zullen uw getuigenis van Mij niet aannemen.

Handelingen 22:18 Meaning and Commentary

Acts 22:18

And I saw him saying unto me
That is, the Lord Jesus Christ, that just One, whom he had seen in his way to Damascus, and whose voice he had heard, and whose name he had called upon at his baptism:

make haste, and get thee quickly out of Jerusalem:
not because his life was in danger, but because Christ had work for him to do elsewhere, which required haste; and that he might not continue here useless and unprofitable, as he would have been, had he staid;

for they will not receive thy testimony concerning me;
Christ the omniscient God, and the searcher of the hearts, knew the hardness and unbelief of the Jews; and that they would continue therein, notwithstanding the ministry of the apostle; and that they would give no credit to any testimony of his, that he saw him, as he went to Damascus, and heard words from his mouth. The Ethiopic version renders it without the negative, "for they will receive thee, my witness concerning me"; as if Christ sent the apostle away in all haste from Jerusalem, lest he preaching there, the Jews should believe and be healed; compare with this ( Matthew 13:14 Matthew 13:15 ) . Very likely this interpreter might be induced to leave out the negative, as thinking that the apostle's reasoning in the following words required such a sense and reading.

Handelingen 22:18 In-Context

16 En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren.

17 En het gebeurde mij, als ik te Jeruzalem wedergekeerd was, en in den tempel bad, dat ik in een vertrekking van zinnen was;

18 En dat ik Hem zag, en Hij tot mij zeide: Spoed u, en ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zullen uw getuigenis van Mij niet aannemen.

19 En ik zeide: Heere, zij weten, dat ik in de gevangenis wierp, en in de synagogen geselde, die in U geloofden;

20 En toen het bloed van Stefanus, Uw getuige, vergoten werd, dat ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde dergenen, die hem doodden.