Handelingen 3:15

15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn.

Handelingen 3:15 Meaning and Commentary

Acts 3:15

And killed the Prince of life
Or author of life, natural, spiritual, and eternal; who not only is the living God, and has life in himself; and as man, had such a power over his own life, as no man ever had; but he is the author of a spiritual resurrection from the death of sin, to a life of grace, and has procured eternal life for his people, and gives it to them. Now this Lord of life and glory they crucified. His death is laid to them because it was at their request, and through their instigation, and at their earnest solicitations, that Pilate condemned him, and delivered, him to his soldiers to crucify him. Whom God hath raised from the dead;
notwithstanding all their spite and malice; so that they had not their whole will, and all their end, not being able to retain him under the power of death, and under the shame and reproach of the cross; and this the apostle the rather mentions, as being the reason why such gifts, and such power were bestowed on them to do the miracles they did. Whereof we are witnesses;
either of Christ, for it may be rendered, "whose witnesses we are"; they testifying of his person, office, grace, and righteousness; or of the resurrection of Christ, of which they were eyewitnesses; and of which they had the fullest proof, and were capable of bearing a sufficient testimony, and for which they were chosen and appointed.

Handelingen 3:15 In-Context

13 De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend, voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men Hem zoude loslaten.

14 Maar gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden;

15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn.

16 En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid.

17 En nu, broeders, ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten.