Jeremia 18:15

15 Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, opdat zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is;

Jeremia 18:15 Meaning and Commentary

Jeremiah 18:15

Because my people hath forgotten me
Or, "that they have forgotten me" ^F26; this is the horrible thing they have done, which was unheard of among the Gentiles, who were always tenacious of their gods, and the worship of them; and that foolish and unwise thing, which was like leaving pure flowing streams of water for dirty puddles. This is to be understood of their forsaking the worship of God, as the Targum interprets it, and following after idols: they have burnt incense to vanity;
to idols, which are vain empty things, and which cannot give their worshippers what they expect from them: or, "in vain they burn incense" ^F1; even to the true God, while they also sacrificed unto idols; which to do was an abomination to the Lord, ( Isaiah 1:13 ) ; and especially burning incense to idols must be a vain thing; and so the Targum,

``to no profit a they burn incense or spices:''

and they have caused them to stumble in their ways;
that is, either the idols they worshipped, or the false prophets caused the professing people of the Jews to stumble and fall in the ways into which they led them: and [from] the ancient paths;
or, "the paths of eternity" ^F2; which lead to eternal life; or which were of old marked out by the revealed will of God for the saints to walk in; and in which the patriarchs and people of God, in all former ages, did walk; and which were appointed from everlasting, and will remain for ever; and these are the good old paths in ( Jeremiah 6:16 ) ; to walk in paths, [in] a way not cast up;
a new way, unknown in former times; an unbeaten track, which the saints had never walked in; a rough path, unsafe and dangerous; and hence they stumbled, and fell, and came to ruin; as follows:

---

FOOTNOTES:

F26 (ynxkv yk) "quod obliti sunt", Schmidt.
F1 (wrjqy awvl) "frustra adolebunt, [vel] adolent", Pagninus, Calvin.
F2 (Mlwe ylybv) "semitae [quae a] seculo, [seu] antiquo", vid. Schmidt; so Targum; "semitis jam olim praescriptis", Piscator.

Jeremia 18:15 In-Context

13 Daarom, zo zegt de HEERE: Vraagt nu onder de heidenen; wie heeft alzulks gehoord? De jonkvrouw Israels doet een zeer afschuwelijke zaak.

14 Zal men ook om een rotssteen des velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de vreemde, koude, vlietende wateren verlaten worden?

15 Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, opdat zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is;

16 Om hun land te stellen tot een ontzetting, tot eeuwige aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden.

17 Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs.