Jeremia 18:16

16 Om hun land te stellen tot een ontzetting, tot eeuwige aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden.

Jeremia 18:16 Meaning and Commentary

Jeremiah 18:16

To make their land desolate
Not that this was the intention either of those that led them out of the right way into those wrong paths, or of them that went into them; but so it was eventually; this was the issue of things; their idolatry and other sins were the cause of their land being desolate; through the ravage of the enemy, let in upon them by way of judgment; and through the destruction of men by them; so that there were few or none to cultivate and manure it: [and] a perpetual hissing;
to be hissed at perpetually by the enemy, whenever they passed by it, and observed its desolation; thereby expressing their hatred at its inhabitants; their joy at its desolation; and their satisfaction in it, which would be for ever; or, as Kimchi interprets, a long time. This is the present case of the Jews; and has been ever since their destruction by the Romans; and will be until the fulness of the Gentiles is gathered in: everyone that passeth thereby shall be astonished:
to see the desolations made, and the strange alterations in a place once so famous for fruitfulness and number of inhabitants: and wag his head;
either out of pity, or rather in a way of derision and exultation; see ( Lamentations 2:15 Lamentations 2:16 ) .

Jeremia 18:16 In-Context

14 Zal men ook om een rotssteen des velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de vreemde, koude, vlietende wateren verlaten worden?

15 Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, opdat zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is;

16 Om hun land te stellen tot een ontzetting, tot eeuwige aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn hoofd schudden.

17 Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs.

18 Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden!