Jeremia 2:26

26 Gelijk een dief beschaamd wordt, wanneer hij gevonden wordt, alzo zijn die van het huis Israels beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten;

Jeremia 2:26 Meaning and Commentary

Jeremiah 2:26

As the thief is ashamed when be is found
Taken in the fact, or convicted of it; that is, as the Targum explains it, one that has been accounted faithful, and is found a thief; for, otherwise, those who have lost their character, and are notorious for their thefts and robberies, are not ashamed when they are found out, taken, and convicted: so is the house of Israel ashamed:
of their idolatry, or ought to be; or "shall be", as the Septuagint, Syriac, and Arabic versions render it; though not now, yet hereafter, sooner or later: they, their kings, their princes, and their priests and their prophets;
all being guilty; kings setting ill examples, and the people following them; the priests being priests of Baal, and the prophets false ones.

Jeremia 2:26 In-Context

24 Zij is een woudezelin, gewend in de woestijn, naar den lust harer ziel schept zij den wind, wie zou haar ontmoeting afkeren? Allen, die haar zoeken, zullen niet moede worden, in haar maand zullen zij haar vinden.
25 Bedwing uw voet van ontschoeiing, en uw keel van dorst; maar gij zegt: Het is buiten hoop; neen, want ik heb de vreemden lief, en die zal ik nawandelen!
26 Gelijk een dief beschaamd wordt, wanneer hij gevonden wordt, alzo zijn die van het huis Israels beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten;
27 Die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons.
28 Waar zijn dan uw goden, die gij u gemaakt hebt? Laat ze opstaan, of zij u ten tijde uws kwaads zullen verlossen; want naar het getal uwer steden zijn uw goden, o Juda!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.