Jeremia 22:4

4 Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij, en zijn knechten, en zijn volk.

Jeremia 22:4 Meaning and Commentary

Jeremiah 22:4

For if ye do this thing indeed
Or, "in doing do this word" F25; diligently and carefully attend to this word of exhortation, and constantly perform the duties required: then shall there enter in by the gates of this house kings sitting
upon the throne of David;
or, upon the throne for David: in his room and stead, as successors of his; or of his lineage and descent, as the Vulgate Latin version. The meaning is, that should the kings of Judah do the duty of their office, before pointed at, there should never be any want of successors of the seed of David; but there should be a race of kings descending from him, and sitting on his throne in all after ages, who should dwell in the royal palace, and go in and out at the gates of it; and they should also live in great pomp and splendour, in royal dignity, answerable to their characters: riding in chariots, and on horses, he, and his servants, and his
people;
the king, his nobles, and other his attendants; some on one, and some on another, when they went out or came in; see ( Jeremiah 17:25 ) .


FOOTNOTES:

F25 (rbdh ta wvet wve Ma yk) "si namque faciendo feceritis verbum hoc", Montanus, Schmidt.

Jeremia 22:4 In-Context

2 En zeg: Hoor het woord des HEEREN, gij koning van Juda, gij, die zit op Davids troon, gij, en uw knechten, en uw volk, die door deze poorten ingaan!
3 Zo zegt de HEERE: Doet recht en gerechtigheid, en redt den beroofde uit de hand des verdrukkers; en onderdrukt den vreemdeling niet, den wees noch de weduwe; doet geen geweld en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats.
4 Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij, en zijn knechten, en zijn volk.
5 Indien gij daarentegen deze woorden niet zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden zal.
6 Want zo zegt de HEERE van het huis des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van Libanon; maar zo Ik u niet zette als een woestijn en onbewoonde steden!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.