Jeremia 33:14

14 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken heb.

Jeremia 33:14 Meaning and Commentary

Jeremiah 33:14

Behold, the days come, saith the Lord
Or, "are coming" {t}; future times are respected; yet such as would quickly come; five or six hundred years more, and then would be fulfilled what is after promised. This is ushered in with a "behold", as being a matter of importance, and deserving attention, and even as calling for admiration. This is the principal of the great and mighty things the Lord promised to show to the prophet, ( Jeremiah 33:3 ) ; even the coming of the Messiah, and what concerns his person and office: that I will perform that good thing which I have promised unto the
house of Israel and to the house of Judah;
or, "that good word" ^F21; that gracious word concerning Christ and salvation by him; that mercy promised to the fathers; that good thing that came out of Nazareth: the good Shepherd that laid down his life for the sheep, preferable to the shepherds before spoken of: or rather, "that best word" ^F23; the positive used for the superlative, as frequent in the Hebrew language. Many good words or promises are made before, concerning the spiritual welfare and prosperity of the church; but this is the best of all; this is the better thing provided for saints under the Gospel dispensation, and promised to them, who are meant by the houses of Judah and Israel; for these phrases, as the Jews themselves allow, show that the words belong to the times of the Messiah; and which God, that is true and cannot lie, and who is faithful, that has promised, and is able to perform, will do.

---

FOOTNOTES:

F20 (Myab) "venientes", Montanus, Schmidt.
F21 (bwjh rbdh) "verbum bonum", V. L. Pagninus, Montanus, Cocceius.
F23 "Verbum optimum", Junius & Tremellius, Piscator, Schmidt.

Jeremia 33:14 In-Context

12 Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijn van herderen, die de kudden doen legeren.

13 In de steden van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, zullen de kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE.

14 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken heb.

15 In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde.

16 In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID.