Jeremia 39:9

9 Het overige nu des volks, die in de stad waren overgebleven, en de afvalligen, die tot hem gevallen waren, met het overige des volks, die overgebleven waren, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk naar Babel.

Jeremia 39:9 Meaning and Commentary

Jeremiah 39:9

Then Nebuzaradan the captain of the guard
The Targum is,

``the captain of those that kill;''

of the soldiers, of the militia. Some render it, the captain of the "cooks"; others, of the "butchers" ^F12; but no doubt it was a military office he bore; he was captain of the forces that were left in Jerusalem, after the other part went in pursuit of the king and those with him; or the captain of a company, being sent by the king of Babylon to execute a commission of his: the same carried away into Babylon the remnant of the people that remained in
the city;
that were left of the pestilence, famine, and sword; and who were found in it when it was taken: and those that fell away, that fell to him;
that fell to the Chaldean army during the siege of the city; and those that betook themselves to Nebuzaradan, and voluntarily surrendered themselves to him afterwards: with the rest of the people that remained;
in other cities in the land of Judah.

---

FOOTNOTES:

F12 (Myxbj br) "praefectus coquorum"; so some in Vatablus; "magister laniorum", Pagninus, Montanus.

Jeremia 39:9 In-Context

7 En hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met twee koperen ketenen, om hem naar Babel te voeren.

8 En de Chaldeen verbrandden het huis des konings en de huizen des volks met vuur; en zij braken de muren van Jeruzalem af.

9 Het overige nu des volks, die in de stad waren overgebleven, en de afvalligen, die tot hem gevallen waren, met het overige des volks, die overgebleven waren, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk naar Babel.

10 Maar van het volk, die arm waren, die niet met al hadden, liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen overig in het land van Juda; en hij gaf hun te dien dage wijngaarden en akkers.

11 Maar van Jeremia had Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven in de hand van Nebuzaradan, den overste der trawanten, zeggende: