Jeremia 41:10

10 En Ismael voerde het ganse overblijfsel des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk, te weten des konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren overgelaten, die Nebuzaradan, de overste der trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde ze gevankelijk weg, en toog henen, om over te gaan tot de kinderen Ammons.

Jeremia 41:10 Meaning and Commentary

Jeremiah 41:10

Then Ishmael carried away captive all the residue of the
people that [were] in Mizpah
All that were not slain by him, that remained after the slaughter he had made, chiefly the unarmed people; they being men of war who fell by his sword: [even] the king's daughters;
whether they were the daughters of Zedekiah, Jehoiakim, or Jehoiakim, says Kimchi, we know not; but it is most likely that they were the daughters of Zedekiah the last king, and who was just taken and carried captive; and so Josephus F14 expressly calls them; these the king of Babylon regarded not, because they could neither fight, nor claim the kingdom; only the sons of the king, whom he slew before his eyes; though it may be these were not his daughters by his lawful wife, but by his concubines, and so were not properly of the royal family, and less regarded: and all the people that remained in Mizpah, whom Nebuzaradan the
captain of the guard had committed to Gedaliah the son of Ahikam;
that were not slain, or carried captive by the Chaldeans; but were left at Mizpah, under the care and government of Gedaliah: and Ishmael the son of Nethaniah carried them away captive:
so that those who escaped one captivity fell into another, and even by the hand of one of their own countrymen: and departed to go over to the Ammonites;
he went from Mizpah with these captives, in order to carry them to the king of Ammon, and make them his slaves; who had put him upon this enterprise out of hatred to the Jews, and to enrich himself with their spoils. Some render it, "to go over with the Ammonites" F15; which they suppose the ten men to be that came along with him and the princes, to commit the barbarities they did.


FOOTNOTES:

F14 Ut supra. (Antiqu. l. 10. c. 9. sect. 4.)
F15 (Nwma ynb la) "cum filiis Ammon", Schmidt.

Jeremia 41:10 In-Context

8 Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo liet hij af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen.
9 De kuil nu, waarin Ismael al de dode lichamen der mannen, die hij aan de zijde van Gedalia geslagen had, henenwierp, is dezelfde, dien de koning Asa maakte vanwege Baesa, den koning Israels; dezen vulde Ismael, de zoon van Nethanja, met de verslagenen.
10 En Ismael voerde het ganse overblijfsel des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk, te weten des konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren overgelaten, die Nebuzaradan, de overste der trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde ze gevankelijk weg, en toog henen, om over te gaan tot de kinderen Ammons.
11 Toen nu Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, die met hem waren, al het kwaad hoorden, dat Ismael, de zoon van Nethanja, gedaan had;
12 Zo namen zij al de mannen, en togen henen, om met Ismael, den zoon van Nethanja, te strijden; en zij vonden hem aan het grote water, dat bij Gibeon is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.