Jeremia 41:8

8 Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo liet hij af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen.

Jeremia 41:8 Meaning and Commentary

Jeremiah 41:8

But ten men were found among them, that said unto Ishmael, slay
us not
They begged for their lives, using what follows as an argument to prevail upon him: for we have treasures in the field, of wheat, and of barley, and of
oil, and of honey;
not that they had then a stock upon the ground at this time; for this being the seventh month, not only the barley and wheat harvests had been over long ago, but the rest of the fruits of the earth were gathered in: but this either means storehouses of such things in the field; or else that these things were hid in cells under ground, the land having been invaded, to secure them from the enemy, as is common to do in time of war; and so Josephus says F9, they promised to deliver to him things hid in the fields, household goods, clothes, and corn: so he forbore, and slew them not among their brethren;
but saved them, and kept and carried them with him, in order to take these hidden treasures, which lay in his way to Ammon; for between Gibeon, where he was found, ( Jeremiah 41:12 ) ; and Ammon, lay Samaria, Sichem, and Shiloh; at least it was not far out of his way to take that course; and thus he appears to be a covetous man, as well as a cruel one.


FOOTNOTES:

F9 Ibid. (Antiqu. l. 10. c. 9. sect. 4.)

Jeremia 41:8 In-Context

6 En Ismael, de zoon van Nethanja, ging uit van Mizpa hun tegemoet, al gaande en wenende; en het geschiedde, als hij hen aantrof dat hij zeide: Komt tot Gedalia, den zoon van Ahikam!
7 Maar het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, en wierp hen in het midden des kuils, hij en de mannen, die met hem waren.
8 Doch onder hen werden tien mannen gevonden, die tot Ismael zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo liet hij af, en doodde ze niet in het midden hunner broederen.
9 De kuil nu, waarin Ismael al de dode lichamen der mannen, die hij aan de zijde van Gedalia geslagen had, henenwierp, is dezelfde, dien de koning Asa maakte vanwege Baesa, den koning Israels; dezen vulde Ismael, de zoon van Nethanja, met de verslagenen.
10 En Ismael voerde het ganse overblijfsel des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk, te weten des konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa waren overgelaten, die Nebuzaradan, de overste der trawanten, aan Gedalia, den zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael dan, den zoon van Nethanja, voerde ze gevankelijk weg, en toog henen, om over te gaan tot de kinderen Ammons.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.