Jeremia 44:15

15 Toen antwoordden aan Jeremia al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden rookten, en al de vrouwen, die daar stonden, zijnde een grote hoop, mitsgaders al het volk, die in Egypteland, in Pathros, woonde, zeggende:

Jeremia 44:15 Meaning and Commentary

Jeremiah 44:15

Then all the men which knew that their wires had burnt incense
unto other gods
Which was a rite God appointed to be used in his worship; and is here put for the whole of religious worship, which was given to idols by the Jewish women; this their husbands knew of, and winked at, and did not restrain them from it, as they should; they seem to be themselves irreligious persons, a sort of atheists, who had no regard for the true God, nor any other gods, and cared not who were worshipped: and all the women that stood by;
the wives of the men that stood by their husbands, and other women that stood and heard Jeremiah's sermon, and were conscious to themselves of being guilty of what they were charged with by him: a great multitude, even all the people that dwelt in the land of Egypt,
in Pathros;
in that part of Egypt so called, which was Thebais: here it seems Jeremiah was with that part of the people that took up their residence there; and by this it appears there was a large number of them, men and women, and who were all become idolaters, or connivers at, and encouragers of, such as were: these answered Jeremiah, saying,
one in the name of the rest made a reply, as follows:

Jeremia 44:15 In-Context

13 Want Ik zal bezoeking doen over degenen, die in Egypteland wonen, gelijk als Ik bezoeking gedaan heb over Jeruzalem, door het zwaard, door den honger en door de pestilentie;
14 Zodat het overblijfsel van Juda, die in Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen te verkeren, geen zal hebben, die ontkome, of overblijve; te weten om weder te keren in het land van Juda, waarnaar hun ziel verlangt weder te keren, om aldaar te wonen; maar zij zullen er niet wederkeren, behalve die ontkomen zullen.
15 Toen antwoordden aan Jeremia al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden rookten, en al de vrouwen, die daar stonden, zijnde een grote hoop, mitsgaders al het volk, die in Egypteland, in Pathros, woonde, zeggende:
16 Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam gesproken hebt, wij zullen naar u niet horen.
17 Maar wij zullen ganselijk doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan, rokende aan Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende, gelijk als wij gedaan hebben, wij en onze vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, en waren vrolijk, en zagen geen kwaad.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.