Jeremia 51:3

3 De schutter spanne zijn boog tegen dien, die spant, en tegen dien, die zich verheft in zijn pantsier; en verschoont haar jongelingen niet, verbant al haar heir;

Jeremia 51:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 51:3

Against [him that] bendeth let the archer bend his bow
These are either the words of the Lord to the Medes and Persians, to the archers among them, to bend their bows and level their arrows against the Chaldeans, who had bent their bows and shot their arrows against others; or of the Medes and Persians stirring up one another to draw their bows, and fight manfully against the enemy: and against [him that] lifteth up himself in his brigandine;
or coat of mail; that swaggers about in it, proud of it, and putting his confidence in it, as if out of all danger. The sense is, that they should direct their arrows both against those that were more lightly or more heavily armed; since by them they might do execution among the one and the other: and spare ye not her young men;
because of their youth, beauty, and strength: destroy ye utterly all her host;
her whole army, whether officers or common soldiers; or let them be accoutred in what manner they will. The Targum is,

``consume all her substance.''

Jeremia 51:3 In-Context

1 Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal een verdervenden wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar wonen in het hart van degenen, die tegen Mij opstaan.

2 En Ik zal Babel wanners toeschikken, die haar wannen, en haar land uitledigen zullen; want zij zullen ten dage des kwaads van rondom tegen haar zijn.

3 De schutter spanne zijn boog tegen dien, die spant, en tegen dien, die zich verheft in zijn pantsier; en verschoont haar jongelingen niet, verbant al haar heir;

4 Dat de verslagenen liggen in het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten.

5 Want Israel of Juda zal niet in weduwschap gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen (hoewel hunlieder land vol van schuld is), van den Heilige Israels.