Jeremia 51:62

62 En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot eeuwige woestheden.

Jeremia 51:62 Meaning and Commentary

Jeremiah 51:62

Then shall thou say, O Lord
Acknowledging this prophecy to be of God; believing the accomplishment of it; and praying over it, and for it, like a good man, as doubtless he was: thou hast spoken against this place;
the city of Babylon, where Seraiah is now supposed to be: to cut it off, that none shall remain in it, neither man nor beast, but
that it shall be desolate for ever;
this is the substance of the whole prophecy, that the destruction of Babylon should be an utter and a perpetual one; and which is expressed in the same words that are here used, ( Jeremiah 50:3 Jeremiah 50:13 Jeremiah 50:26 Jeremiah 50:40 ) .

Jeremia 51:62 In-Context

60 Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn.
61 En Jeremia zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden;
62 En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot eeuwige woestheden.
63 En het zal geschieden, als gij geeindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath;
64 En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremia.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.