Jesaja 22:23

23 En Ik zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats; en hij zal wezen tot een stoel der eer voor het huis zijns vaders.

Jesaja 22:23 Meaning and Commentary

Isaiah 22:23

And I will fasten him [as] a nail in a sure place
In a strong part of the wall or timber, where it shall not fail, or be removed, or cut down, and so let drop what is hung upon it: it denotes the stability and continuance of his government, and of the strength and support he should be of unto others; and well agrees with Christ his antitype; see ( Zechariah 10:4 ) and is expressive of the strength of Christ, as the mighty God; and as the man of God's right hand, made strong for himself; and as the able Saviour, and mighty Redeemer; and of the stability of his person, he is unchangeable, the same today, yesterday, and for ever; and of his office, as Mediator, Head, and Surety of the covenant; whose priesthood passes not from one to another, and whose kingdom is an everlasting one, and his truths and ordinances unshaken and immovable: the sure place in which he is fixed is both his church, where he is the everlasting Head, Husband, and Saviour of it; and heaven, where he is, and will be retained, until the time of the restitution of all things:

and he shall be for a glorious throne to his father's house;
or make the throne of his father's house glorious, Eliakim being, as some have thought, of the blood royal; or he should be an honour and credit to his father's house, by his wise and faithful administration of the government committed to him. Christ is the brightness of his Father's glory; and, to them that believe, he is an honour; he is on a glorious throne himself, and he will bring all his Father's family to sit with him on the same throne, ( 1 Samuel 2:8 ) ( Revelation 3:21 ) .

Jesaja 22:23 In-Context

21 En Ik zal hem met uw rok bekleden, en Ik zal hem met uw gordel sterken, en uw heerschappij zal Ik in zijn hand geven; en hij zal den inwoneren te Jeruzalem en den huize van Juda tot een vader zijn.

22 En Ik zal den sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten, en niemand zal opendoen.

23 En Ik zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats; en hij zal wezen tot een stoel der eer voor het huis zijns vaders.

24 En men zal aan hem hangen alle heerlijkheid van het huis zijns vaders, der uitspruitelingen en der afkomelingen, ook alle kleine vaten, van de vaten der bekers af, zelfs tot al de vaten der flessen.

25 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zal die nagel, die aan een vaste plaats gestoken was, weggenomen worden; en hij zal afgehouwen worden, en hij zal vallen, en de last, die daaraan is, zal afgesneden worden; want de HEERE heeft het gesproken.