Jesaja 47:5

5 Zit stilzwijgende, en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genoemd worden koningin der koninkrijken.

Jesaja 47:5 Meaning and Commentary

Isaiah 47:5

Sit thou silent
Here the speech is directed again to Babylon, which used to be a place of noise and hurry, as well as famous and much talked of all the world over; but now there should be a deep silence in it, no voice to be heard, the inhabitants being gone, and no discourse concerning it; no more talked of and celebrated for its magnificence and authority, trade and riches, but buried in oblivion. It is represented as sitting in silence, either as a mourner, or as one that is free among the dead, remembered no more: and get thee into darkness, O daughter of the Chaldeans;
meaning either captivity or imprisonment, prison houses being dark; or into the state of the dead, which is a state of darkness: for thou shall no more be called the lady of kingdoms;
the mistress or governess of them, as she had been, having subdued many kingdoms and nations, and added them to her monarchy, which now would be at an end. Thus mystical Babylon, or Rome, has reigned over the kings of the earth, and has been mistress over many nations; but the time is coming when she will sit in silence, and no voice will be heard in her; and when the kingdom of the beast will be full of darkness, ( Revelation 17:15 Revelation 17:18 ) ( Revelation 18:22 Revelation 18:23 ) ( 16:10 ) .

Jesaja 47:5 In-Context

3 Uw schaamte zal ontdekt worden, ook zal uw schande gezien worden; Ik zal wraak nemen, en Ik zal op u niet aanvallen als een mens.

4 Onzes Verlossers Naam is HEERE der heirscharen, de Heilige Israels.

5 Zit stilzwijgende, en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genoemd worden koningin der koninkrijken.

6 Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, zelfs over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar.

7 En gij zeidet: Ik zal koningin zijn in eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet in uw hart genomen, gij hebt aan het einde daarvan niet gedacht.