Jesaja 48:14

14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen heeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft hem lief, Hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de Chaldeen zijn.

Jesaja 48:14 Meaning and Commentary

Isaiah 48:14

All ye assemble yourselves, and hear
That is, the people of the Jews, Jacob and Israel his called, before addressed; who are bid to gather together, and draw nigh, that they might hear what the Lord had to say to them: which among them hath declared these things?
that are future, that concern the redemption and salvation of Israel? which of all the idols among the nations, or of the priests and soothsayers among them, whom the Jews were prone to listen to, that could foretell things to come, such as these the Lord had said should be? the Lord hath loved him;
not Israel, as the Targum; but Cyrus, whom the Lord loved as a man, as he does all his creatures; and whom he distinguished from others, by bestowing excellent qualifications on him; and whom he raised to great dignity, and gave him great honour, by using him as an instrument in his hand for the deliverance of his people; and who was a type of Christ, the dear Son of God's love, in whom he is always well pleased. He will do his pleasure on Babylon, and his arm shall be on the
Chaldeans;
either he shall do as he pleases with Babylon, and with his army destroy the Chaldeans; or he shall do the pleasure of God on Babylon, and destroy the inhabitants of it, and deliver his people from it. This is also true of Christ, who will do his pleasure on mystical Babylon, destroy antichrist, and all the antichristian states, with his mighty arm and power, with the breath of his mouth, and with the brightness of his coming.

Jesaja 48:14 In-Context

12 Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.

13 Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, staan zij daar te zamen.

14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen heeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft hem lief, Hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de Chaldeen zijn.

15 Ik, Ik heb het gesproken, ook heb Ik hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig zijn op zijn weg.

16 Nadert gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne niet in het verborgene gesproken, maar van dien tijd af, dat het geschied is, ben Ik daar; en nu, de Heere HEERE, en Zijn Geest heeft Mij gezonden.