Job 21:10

10 Zijn stier bespringt, en mist niet; zijn koe kalft, en misdraagt niet.

Job 21:10 Meaning and Commentary

Job 21:10

Their bull gendereth, and faileth not
As the wicked man's prosperity is described before by the increase and comfortable settlement of his children and grandchildren, and by the peace and safety of all within doors; here it is further set forth by the increase of his cattle in the fields, one part being put for the whole, his oxen and asses, his camels and sheep, things in which the riches of men chiefly lay in those times and countries; and he was reckoned an happy man when these brought forth abundantly; see ( Psalms 144:13-15 ) ;

their cow calveth, and casteth not her calf;
both male and female succeed in propagating their species, and so in increasing the wealth of their owner; this is sometimes promised as a temporal blessing, ( Exodus 23:26 ) .

Job 21:10 In-Context

8 Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor hun ogen.

9 Hun huizen hebben vrede zonder vreze, en de roede Gods is op hen niet.

10 Zijn stier bespringt, en mist niet; zijn koe kalft, en misdraagt niet.

11 Hun jonge kinderen zenden zij uit als een kudde, en hun kinderen huppelen.

12 Zij heffen op met de trommel en de harp, en zij verblijden zich op het geluid des orgels.