Johannes 21:10

10 Jezus zeide tot hen: Brengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt.

Johannes 21:10 Meaning and Commentary

John 21:10

Jesus saith unto them
The disciples:

bring of the fish which ye have now caught:
for they might have caught some before, though so few and small, as scarcely to be reckoned any; nor were they bid to bring all they had taken, only some of them, to add to these Christ had prepared for them on land; they being both indeed of a miraculous production, and the effects of his divine power. Christ's view in ordering to bring some of them, and put to those that lay upon the coals, was partly that they might have enough to make a meal of for them all; and also, that they might have a more perfect knowledge of the miracle wrought, by seeing the number and largeness of the fishes, and by bringing the net full of them to shore unbroken; and may be an emblem of the bringing of souls to Christ by the ministry of the word, thereby adding to those that are already gathered.

Johannes 21:10 In-Context

8 En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen.

9 Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood.

10 Jezus zeide tot hen: Brengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt.

11 Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele waren, zo scheurde het net niet.

12 Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het de Heere was.