Leviticus 25:25

25 Wanneer uw broeder zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns broeders lossen.

Leviticus 25:25 Meaning and Commentary

Leviticus 25:25

If thy brother be waxen poor
Is brought very low, greatly reduced, and is in mean circumstances; hence Jarchi says, we learn, that no man may sell his field, unless his distress presses him and forces him to it; for, as Maimonides ^F3 observes, a man might not sell his estate to put money into his purse, or to trade with, or to purchase goods, servants, and cattle, only food:

and hath sold away [some] of his possession;
not all of it, as Jarchi remarks; for the way of the earth or custom of the world teaches, that a man should reserve a field (or a part) for himself:

and if any of his kin come to redeem it;
come to the buyer and propose to redeem it, by giving what it was sold for, or in proportion to the time he had enjoyed it:

then shall he redeem that which his brother sold;
nor was it in the power of the purchaser to hinder him, or at his option whether he would suffer him to redeem it or not: such an one was an emblem of our "goel", our near kinsman and Redeemer the Lord Jesus Christ, who came in our nature into this world to redeem us, and put us into the possession of the heavenly inheritance; nor was it in the power of any to hinder his performance of it, for he is the mighty God, the Lord of Hosts is his name.

---

FOOTNOTES:

F3 Hilchot Shemittah Vejobel, c. 11. sect. 3.

Leviticus 25:25 In-Context

23 Het land ook zal niet voor altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt.

24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting, lossing voor het land toelaten.

25 Wanneer uw broeder zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns broeders lossen.

26 En wanneer iemand geen losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden zal hebben, zoveel genoeg is tot zijn lossing;

27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting komen.