Leviticus 26:13

13 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan.

Leviticus 26:13 Meaning and Commentary

Leviticus 26:13

I [am] the Lord your Lord, which brought you forth out of the
land of Egypt
Who, having done that, was able to fulfil the above promises; and which may be considered as an earnest and pledge of them, as well as be a motive to the Israelites, and an obligation upon them to obey the commandments of God, and walk in his statutes: that ye should not be their bondmen;
this was the end of their being brought out of Egypt, that they might be no longer in a state of bondage to the Egyptians, nor to any other, but to serve the Lord their God, by whom they were delivered; as those who are redeemed by Christ from worse than Egyptian bondage, from sin, Satan, and the law, are redeemed, that they might not be the servants of any, but be a peculiar people, zealous of good works to serve the Lord Christ: and I have broken the bands of your yoke;
which fastened it on their shoulders, that is, set them at full liberty, from the yoke of all their enemies, particularly the Egyptians, who made their lives bitter in hard bondage, making the yoke of it heavy upon them; as Christ has broken the yoke of spiritual enemies from off the shoulders and necks of his people, ( Isaiah 10:27 ) ; and made you go upright;
who before stooped under the yoke, as well as were of dejected countenances, but now were made to walk in an erect stature, as the Targum of Jonathan, and so Jarchi and Aben Ezra, or in liberty, as Onkelos; see ( Galatians 5:1 ) ; and with heads lift up and countenances cheerful.

Leviticus 26:13 In-Context

11 En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet walgen.
12 En Ik zal in het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.
13 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan.
14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen;
15 En zo gij Mijn inzettingen zult smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond te vernietigen;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.