Mattheüs 13:29

29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.

Mattheüs 13:29 Meaning and Commentary

Matthew 13:29

But he said, nay
The answer is in the negative; and which, if spoken to angels, is to be understood, that they should not inflict punishments, or pour out, their vials, as yet, on formal professors, lest the righteous should share in them; and if to magistrates, the sense of it is, that they should not persecute with the sword, or put men to death for heretical opinions; but if to ministers of the word, which sense I choose, the meaning is, that not everyone suspected to be a tare, or a nominal professor, is to be removed from the communion of the church, because there is often danger in so doing:

lest while ye gather up the tares, ye root up also the wheat with
them:
not that men of openly scandalous lives are to be tolerated in churches; they are to be withdrawn from, and put away; nor men of known, avowed, heretical principles; such, after the first and second admonition, are to be rejected: yet there may be such in churches, not altogether agreeable in principle and practice, whose character and situation may be such, that there is no removing them without offending some truly gracious, useful persons, in whose affections they stand, who may be tempted, by such a step, to leave their communion; and so cannot be done without a considerable prejudice to the church. The scope of the parable, and the design of our Lord in it, are chiefly to be attended to; which are to show, that a pure and perfect church cannot be expected in the present state of things; and that saints should not be immoderately uneasy, but patiently bear such exercises, until Christ's time is come to relieve them, when the tares and chaff shall be separated from the wheat; when sinners shall not stand in the congregation of the righteous, and there shall be no more a pricking briar, nor a grieving thorn in the house of Israel.

Mattheüs 13:29 In-Context

27 En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid?
28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen?
29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.
30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
31 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.