Nahum 2:5

5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.

Nahum 2:5 Meaning and Commentary

Nahum 2:5

He shall recount his worthies
Either the dasher in pieces, ( Nahum 2:1 ) , the kings of Babylon and Media, shall call together their general officers, and muster the forces under then, and put them in mind of their duty, and recount the actions of their ancestors in former times, in order to animate and encourage them to the siege and attack of the city of Nineveh; or the king of Assyria shall recount and muster up his nobles, and the troops under them, to sally out against the enemy, and meet him in the field, and give him battle: they shall stumble in their walk:
being many, and in haste to obey the orders of their commander, shall stumble and fall upon one another; or else the Ninevites in their march out against the enemy shall be discomfited and flee before him, or be dispirited and flee back again: they shall make haste to the wall thereof;
of Nineveh; that is, the Medes and Chaldeans shall make haste thither, to break it down or scale it; or the Ninevites, failing in their sally out, shall betake themselves in all haste to their city walls, and defend themselves under the protection of them: and the defence shall be prepared;
or the "covering": the word ^F8 used has the signification of a booth or tent, to cover and protect; here it signifies something that was prepared, either by the besiegers, to cover them from the darts and stones of the besieged, as they made their approaches to the walls; or which the besieged covered themselves with from the assaults of the besiegers; rather the former.

---

FOOTNOTES:

F8 (Kkwoh) "operimentum", Pagninus, Montanus; "integumentum", Calvin; "testudo", Vatablus, Grotius, Cocceius, Burkius.

Nahum 2:5 In-Context

3 De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.

4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.

5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.

6 De poorten der rivieren zullen geopend worden, en het paleis zal versmelten.

7 En Huzab zal gevankelijk weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, als met een stem der duiven, trommelende op haar harten.