Nahum 2:4

4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.

Nahum 2:4 Meaning and Commentary

Nahum 2:4

The chariots shall rage in the streets
In the streets of Nineveh when taken; where they shall be drove in a furious manner from place to place, the men in them breathing out slaughter and death wherever they came. Kimchi understands this of the chariots of the Ninevites; who shall drive about in them in the streets of the city like madmen; not daring to go out to fight the enemy, being mightier and more numerous than they. They shall justle one against another in the broad ways;
because of their numbers, and the haste they shall make to spoil and plunder the city; or the Ninevites shall justle one against another, in their hurry and confusion to make their escape. They shall seem like torches;
either the chariots of the Medes and Chaldeans, for the reasons given in the preceding verse ( Nahum 2:3 ) ; or they themselves, because of their fierceness and cruelty; or the faces of the Ninevites, being covered with shame, so Kimchi; see ( Isaiah 13:8 ) . They shall run like the lightnings;
exceeding swiftly, with irresistible force and power; the above writer interprets this of the Ninevites also, running from one end of their city to the other in the utmost confusion, not knowing what to do; but the whole of these two verses ( Nahum 2:3 Nahum 2:4 ) seem to be a description of their enemies.

Nahum 2:4 In-Context

2 Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.

3 De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.

4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.

5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.

6 De poorten der rivieren zullen geopend worden, en het paleis zal versmelten.