Nehemia 7:6

6 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijn stad;

Nehemia 7:6 Meaning and Commentary

Nehemiah 7:6

These are the children of the province that went up out of the
captivity
Who were of the province of Judea, as it was now reduced, and came up out of the captivity of Babylon through the edict of Cyrus; see ( Ezra 2:1 ) , where the same preface is given to the list of names as here; and from hence to the end of ( Nehemiah 7:69 ) the same account is given of persons and families as there, with some little difference of numbers and names; in some instances there are more in this list, in others fewer, which may be thus accounted for; that list was made in Babylon, when, upon the edict of Cyrus, the Jews, who intended to go up with Zerubbabel, gave in their names, and they were registered; but this was made when they came to Jerusalem; now some of those that gave in their names changed their minds, and tarried in Babylon, and some might die by the way, which makes the numbers fewer in some instances; and others who did not give in their names at first, but, being better disposed towards their own country, followed after and joined those which were returning, and increased the number of others; to which may be added what Abendana observes, that in Ezra an account is given of those that came out of the captivity by the companies, in which they came not genealogized, and had a mixture of persons of other families in them, and some that had no genealogy; but afterwards, when they were genealogized according to their families, a register of their genealogies was made, and is what Nehemiah now found, and here gives; and, as for difference of names, that may be owing to the carelessness of copiers, or to the different pronunciation of names, or some men might have two names; the matter is of no great moment.

Nehemia 7:6 In-Context

4 De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des volks was weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd.
5 Zo gaf mijn God in mijn hart, dat ik de edelen, en de overheden, en het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen; en ik vond het geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen, en vond daarin geschreven aldus:
6 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijn stad;
7 Dewelke kwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Azaria, Raamja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehim en Baena. Dit is het getal der mannen van het volk van Israel.
8 De kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en zeventig;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.