Numberi 14:38

38 Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven levende van de mannen, die heengegaan waren, om het land te verspieden.

Numberi 14:38 Meaning and Commentary

Numbers 14:38

But Joshua the son of Nun, and Caleb the son of Jephunneh,
&c.] Here Joshua is set first, as Caleb is in ( Numbers 14:30 ) ; which shows that they were equal in dignity, and therefore are indifferently put, sometimes the one first, and sometimes the other: [which were] of the men that went to search the land;
were two of the spies, and were for the tribes of Judah and Ephraim, ( Numbers 13:6 Numbers 13:8 ) , lived [still];
were not stricken with death, when the other spies were; though perhaps upon the very spot, and in the same place, and among them, when they were struck dead; but these remained alive, and continued many years after, and entered the good land, and possessed it.

Numberi 14:38 In-Context

36 En die mannen, die Mozes gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen zijnde, de ganse vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende;
37 Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht hadden, stierven door een plaag, voor het aangezicht des HEEREN.
38 Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven levende van de mannen, die heengegaan waren, om het land te verspieden.
39 En Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen Israels. Toen treurde het volk zeer.
40 En zij stonden des morgens vroeg op, en klommen op de hoogte des bergs, zeggende: Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats, die de HEERE gezegd heeft; want wij hebben gezondigd!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.