Numberi 26:28

28 De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraim.

Numberi 26:28 Meaning and Commentary

Ver. 28-34. The sons of Joseph, after their families, were
Manasseh and Ephraim.
] Manasseh is here mentioned first, though Ephraim was preferred to him by Jacob, and the standard belonged to him; not because he was the firstborn, but because he had now the greater increase, though he had but one son, Machir, of whom was the family of the Machirites, and a grandson, whose name was Gilead, from whom was the family of the Gileadites, and who had six sons; of whom were the families of the Jeezerite, Halekite, Asrielite, Shechemite, Shemidaite, and Hepherite. Hepher, of whom was the last, had a son named Zelophehad, but he had no son, only five daughters, whose names are given; the number of men in this tribe, of twenty years old and upwards, fit for war, was 52,700, so that the increase was 20,500, a large increase indeed!

Numberi 26:28 In-Context

26 De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht der Jahleelieten.
27 Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd.
28 De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraim.
29 De zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht der Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten.
30 Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.