Openbaring 10:10

10 En ik nam dat boeksken uit de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.

Openbaring 10:10 Meaning and Commentary

Revelation 10:10

And I took the little book out of the angel's hand, and ate
it up
As he was bid to do:

and it was in my mouth sweet as honey;
so is the Gospel in the mouth of a faithful minister of it, who has a spiritual knowledge, and a savoury experience of it; and so it is in the mouth of an understanding hearer, who finds it, and eats it, to the joy and rejoicing of his heart; and so this little book of prophecy being looked into, read, and considered by John, the first taste and knowledge he had of the things contained in it were exceeding grateful and delightful; the view it gave him of the glorious state of the church, and kingdom of Christ on earth, filled with unspeakable pleasure:

and as soon as I had eaten it, my belly was bitter;
so the ministration of the Gospel occasions bitterness, grief, and sorrow, to the preachers and professors of it, through the persecutions that attend it, the obstinacy and hardness of men's hearts against it, and its being the savour of death unto death to many that hear it; and so the little book of prophecy, upon a perusal of it, giving to John a view of the witnesses prophesying: in sackcloth, and of their bodies being killed, and lying exposed in the street of the great city, and of the church's flying into the wilderness, and continuing there for a time and times, and half a time, and of the barbarities and cruelties exercised on the saints by the whore of Rome, whom he saw made drunk with their blood, made his belly bitter, or filled him with sorrow, grief, and pain.

Openbaring 10:10 In-Context

8 En de stem, die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij, en zeide: Ga henen, neem het boeksken, dat geopend en in de hand des engels is, die op de zee en op de aarde staat.

9 En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig.

10 En ik nam dat boeksken uit de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.

11 En hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natien, en talen, en koningen.