Prediker 12:8

8 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid!

Prediker 12:8 Meaning and Commentary

Ecclesiastes 12:8

Vanity of vanities, saith the preacher
The wise man, or preacher, set out in the beginning of the book with this doctrine, or proposition, which he undertook to prove; and now having proved it by an induction of particulars, instanced in the wisdom, wealth, honours, pleasures, and profit of men, and shown the vanity of them, and that the happiness of men lies not in these things, but in the knowledge and fear of God; he repeats it, and most strongly asserts it, as an undoubted truth beyond all dispute and contradiction, that all things under the sun are not only vain, but vanity itself, extremely vain, vain in the superlative degree; all [is] vanity;
all things in the world are vain; all creatures are subject to vanity; man in every state, and in his best estate, is altogether vanity: this the wise man might with great confidence affirm, after he had shown that not only childhood and youth are vanity, but even old age; the infirmities, sorrows, and distresses of which he had just exposed, and observed that all issue in death, the last end of man, when his body returns to the earth, and his soul to God the giver of it.

Prediker 12:8 In-Context

6 Eer dat het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springader gebroken wordt, en het rad aan den bornput in stukken gestoten wordt;

7 En dat het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft.

8 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid!

9 En voorts, dewijl de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde.

10 De prediker zocht aangename woorden uit te vinden, en het geschrevene is recht, woorden der waarheid.