Psalmen 66:14

14 Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.

Psalmen 66:14 Meaning and Commentary

Psalms 66:14

Which my lips have uttered
Or "opened" F5; publicly and distinctly declared, and from which there is no going back; see ( Judges 11:33 ) ;

and my mouth hath spoken when I was in trouble;
this refers to the time when the people of God were under antichristian tyranny and bondage; and when they vowed and promised, that, if the Lord would deliver them, they would give him all praise and glory.


FOOTNOTES:

F5 (wup) "aperuerunt", Pagninus, Montanus, Vatablus, Gejerus.

Psalmen 66:14 In-Context

12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
13 Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,
14 Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.
15 Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.