Richtere 16:13

13 En Delila zeide tot Simson: Tot hiertoe hebt gij met mij gespot, en leugenen tot mij gesproken; verklaar mij toch nu, waarmede gij zoudt kunnen gebonden worden. En hij zeide tot haar: Indien gij de zeven haarlokken mijns hoofds vlochtet aan een weversboom.

Richtere 16:13 Meaning and Commentary

Judges 16:13

And Delilah said unto Samson
At another time, when she thought it most proper to upbraid him with his deception of her:

hitherto thou hast mocked me, and told me lies;
both the times that she had solicited him to impart the secret of his strength to her:

tell me wherewith thou mightest be bound;
tell me the real truth, and deceive me no more:

and he said unto her, if thou weavest the seven locks of my head with
the web;
it seems that Samson's hair was parted into seven locks, which no doubt hung down very long; and now he tells her, that if these were interwoven with the warp which was upon the beam in a loom near by; perhaps in the same room, where Delilah used to weave, as was the custom of those times, and in various nations F1; his strength would be weakened; for Braunius F2 is mistaken in supposing this to be the beam about which the web was rolled, as he is also in the pin next mentioned, which he takes to be the "spatha", or lathe, with which the threads are knocked together.


FOOTNOTES:

F1 "Arguto conjux" Virgil. Georgie. l. 1. v. 294. So Penelope in Homer, Minerva & Arachne in Ovid. Metamorph. l. 6. fab. 1. v. 55, &c. Vid. Pignorium de servis, p. 418. Braunium de Vest. Sacerd. Hebr. l. 1. c. 17. sect. 33.
F2 "De Vest". Sacerd. Hebr. l. 1. c. 16. sect. 8.

Richtere 16:13 In-Context

11 En hij zeide tot haar: Indien zij mij vastbonden met nieuwe touwen, met dewelke geen werk gedaan is, zo zou ik zwak worden, en wezen als een ander mens.
12 Toen nam Delila nieuwe touwen, en bond hem daarmede, en zeide tot hem: De Filistijnen over u, Simson! (De achterlage nu was zittende in een kamer.) Toen verbrak hij ze van zijn armen als een draad.
13 En Delila zeide tot Simson: Tot hiertoe hebt gij met mij gespot, en leugenen tot mij gesproken; verklaar mij toch nu, waarmede gij zoudt kunnen gebonden worden. En hij zeide tot haar: Indien gij de zeven haarlokken mijns hoofds vlochtet aan een weversboom.
14 En zij maakte ze vast met een pin, en zeide tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij op uit zijn slaap, en nam weg de pin der gevlochten haarlokken, en den weversboom.
15 Toen zeide zij tot hem: Hoe zult gij zeggen: Ik heb u lief, daar uw hart niet met mij is? Gij hebt nu driemaal met mij gespot, en mij niet verklaard, waarin uw grote kracht zij.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.