Zacharia 8:10

10 Want voor die dagen kwam des mensen loon te niet, en het loon van het vee was geen; en de uitgaande en de inkomende hadden geen vrede vanwege den vijand, want Ik zond alle mensen, een iegelijk tegen zijn naaste.

Zacharia 8:10 Meaning and Commentary

Zechariah 8:10

For before these days
That the temple began to be built: there was no hire for men, nor any hire for beasts;
that turned to any account; the wages earned by the one, and with the other, were as if they were put into a bag with holes, did not prosper with them, or do them any service, ( Haggai 1:6 ) ( 2:16 ) : neither [was there any] peace to him that went out or came in,
because of the affliction;
there was no safety in passing to and fro, nor any peaceable enjoyment of what a man had, because of affliction and oppression by the enemy on every side, and from every quarter: for I set all men everyone against his neighbour;
expressive of the internal divisions and contentions among themselves, which are said to be of the Lord, because he permitted them as a chastisement upon them for their sins.

Zacharia 8:10 In-Context

8 En Ik zal hen herwaarts brengen, dat zij in het midden van Jeruzalem wonen zullen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid.

9 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Laat uw handen sterk zijn, gijlieden, die in deze dagen deze woorden gehoord hebt uit den mond der profeten, die geweest zijn ten dage, als de grond van het huis des HEEREN der heirscharen gelegd is, dat de tempel gebouwd zou worden.

10 Want voor die dagen kwam des mensen loon te niet, en het loon van het vee was geen; en de uitgaande en de inkomende hadden geen vrede vanwege den vijand, want Ik zond alle mensen, een iegelijk tegen zijn naaste.

11 Maar nu zal Ik aan het overblijfsel dezes volks niet wezen, gelijk in de vorige dagen, spreekt de HEERE der heirscharen.

12 Want het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven, en de hemelen zullen hun dauw geven; en Ik zal het overblijfsel dezes volks dit alles doen erven.